Geschiedenis van parfum en geuren

Flesje parfum
 
Historisch gezien heeft de cultuur de zintuigen voelen en horen beschouwd als “hogere” zintuigen en hen opgehemeld in de kunsten: dans, poëzie en muziek onder andere. De zintuigen ruiken, smaken en tasten werden beschouwd als de “lagere” zintuigen omwille van hun verbondenheid met primaire instincten: overleven, voeding en paring. De reukzin werd echter ondergewaardeerd, net als het verlangen van de mensheid om te zorgen voor ijdelheid.
 
De parfumgeschiedenis gaat terug naar de oudheid. De Egyptenaren gebruikten geuren als onderdeel van hun religieuze ceremonieën en geloofden dat ze konden communiceren met de goden via geurende rook; vandaar het woord parfum – per fumum, Latijn voor via rook. Wierook werd gebruikt voor religieuze doeleinden, terwijl balsems en zalfjes toegepast werden voor cosmetische en/of medische redenen.
 
Mirre, geurige hars, pepermunt en roos waren veel voorkomende ingrediënten in vroege parfums. De Egyptenaren vonden het glas uit en gebruikten parfumflesjes om hun geuren te bewaren. Ze gebruikten eveneens goud, harde stenen en andere materialen als “parfumbewaarders”.
 
De Perzen perfectioneerden de kunst om geuren te bewaren; de Grieken catalogeerden parfums volgens het deel van de plant waarvan ze afkomstig waren en hielden aantekeningen van de samenstelling bij. Alexander de Grote bracht parfum naar Griekenland na zijn invasie in Egypte en de Romeinen namen de Griekse parfumcultuur over toen ze Griekenland binnenvielen. Ondertussen hadden Islamieten, Chinezen en Indianen eveneens parfum gebruikt als onderdeel van hun religieuze en sociale rituelen.
 
Naarmate het Christendom zich verspreidde, verminderde het gebruik van parfum. Dit duurde tot de twaalfde eeuw, eeuw waarin Europa het parfum ontdekte dankzij de internationale handel. Routes tussen het Oosten en het Westen waren open en nieuwe geuren en kruiden bereikten Europa. Het gebruik van parfum herleefde en was een belangrijk onderdeel van de persoonlijke opmaak. In die vroegere tijden ontwikkelden mensen vaak hun eigen geuren door bloemen, kruiden en oliën thuis zelf te vermengen.
 
De achttiende eeuw bracht de Eau de cologne – “water van Keulen”. Een jonge Italiaan, Jean-Marie Farina vond het uit in Keulen – Duitsland – en dit was een groot succes in Frankrijk en vervolgens in heel Europa. Deze eau de cologne was aanvankelijk bedoeld voor zowel inwendig als uitwendig gebruik en had medische en cosmetische toepassingen. Napoleon creëerde een wettelijk onderscheid tussen farmacie en parfumerie.
 
Bij het begin van de negentiende eeuw was hygiëne een symbool van zuiverheid van ziel geworden. Moderne scheikunde en geavanceerde technologie maakten het mogelijk om nieuwe extractietechnieken te ontwikkelen. De grootste vooruitgang was de mogelijkheid om synthetische ingrediënten te creëren ter vervanging van natuurlijke grondstoffen die moeilijk te vinden of duur waren. Zo ging de parfumprijs naar beneden en werd parfum toegankelijk voor de grote massa. Parfum was niet langer een voorrecht van de rijken. Er waren echter slechts enkele merken beschikbaar tot de twintigste eeuw. Dan pas begon de massaproductie van parfums.
 
© Modewijzer.com
Foto: Unsplash